licum tegenover de Protestansche kerk 1) stond, dit huis en het daarnaast staand huisje, zijnde toen aldus omschreven: twee huyse, erfven, hof ende achterhuys, genoempt den Gulden Schoen, nefven ende aen malcanderen staende in de Hinthamerstraet, tusschen het huis, genaamd In den rijder, toebehoorende aan Jacob Janszn, lakenkooper, ex uno en het huis der erven van Heesken van den Heer c.s., ex alio en strekkende zich achterwaarts uit tot aan het erf van den horlogiemaker mr. Mathijs, den zoon van mr. Mathijs van Soerendonck, en anderen, zijnde hij gerechtigd over die beide huizen te beschikken krachtens het testament, door hem en zijne eerste vrouw Heylken, dochter van Franchoys Pelgrom, gemaakt ten overstaan van den notaris Jan van Kessel.
Heylken, de eerste vrouw van Gregorius van der Meer voornoemd, was de dochter van Franchoys Pelgrom (zoon van mr. Hendrick) en Margriet Kemps; zijne tweede vrouw was Elisabeth Stassart; alleen zijne eerste vrouw schonk hem kinderen; zij waren (zie Reg. n° 658 f. 267):
a. | Geertruid; |
b. | Johanna, huwde met Godefroy Pynappel 2), sergeant-majoor en eigenaar van het huis de Engelenburg, staande aan de Vughterstraat te den Bosch, dat hem in 1603 uit de natenschappen zijner ouders Marcelis Pynappel Janszn en Ermgardis van Middegael Goijartsdr was toegescheiden (Reg. n° 656 f. 335). Hunne kinderen waren: Theodore Pynappel, alferes, echtgenoot van Mechteld van Werden; Gregorius, Johannes, Maria en Emerentiana Pynappel; |
c. | Franchoysken, huwde met 1° Aerd van Werden Henrickszn (wien zij schonk: Johanna van Werden, huisvrouw van den zijdenlakenkooper Adriaan Maes en Arnd van Werden); 2° Lambert Peymans Boudewijnszoon (wien zij schonk: Boudewijn, Heylwich, Mayken, Anneken en Geertruyd Peymans). |
Den 29 October 1613 (Reg. n° 658 f. 267) werd de nalatenschap van genoemden Gregorius van der Meer verdeeld en alstoen werden toegescheiden aan: zijne voornoemde afstammelingen 3/4 en aan zijne tweede vrouw 1/4 van het huis de Gulden Schoen en het O.-waarts daarnaast staand huisje, dat toen tot stal daarvan diende. Gezegde 3/4 kwamen later aan genoemde Johanna van der Meer, waarna haar man Godefroy Pynappel, toen sergeant-majoor in het regiment van den Graaf van Grimbergen, dat in dienst van den Koning van Spanje was, 6 September 1631 (Reg. n° 371 f. 332) die 3/4 in dit huis, toen omschreven als het huis daer uyt hanght den Vergulden schoen, als huwelijksmedegave overdroeg: aan Johan van de Poll Janszn 3), drossaard der Baronie van Hedel, als gehuwd met zijne dochter Emerentiana en aan Henrick Oliviers van Berchuysen, koopman te Parijs, als gehuwd met zijne andere dochter Maria Pynappel. De kinderen van genoemde echtelieden van de Poll, zijnde Marcelis, ook drossaard van Hedel, Johan, Elisabeth Mancia, Johanna Maria en Godefridus van de Poll, alsmede voornoemde Maria Pynappel, toen weduwe van Henrick Oliviers van Berchuysen, verkochten 4 December 1658 (Reg. n° 415 f. 265) het hierbedoeld huis, nu omschreven als: huysinge, erve, ledige plaetse, hoven, achterhuysen, gemeynlich genoempt In den vergulden schoen, staende in de Hinthamerstraet, ende alnoch de cleyne huysinge daer neffens staende, (gelegen) tussen huys der kijnderen Jacobs Laureynsse van Empel ex uno ende tussen huys Henricx Colen met meer anderen ex alio, alsook eene woning in het Trompstraatje, - aan Beatrix Zegers weduwe van Franck Janszn Keyten.
Deze koopster had van haren genoemden man twee kinderen: Johan Keyten en Janneken Keyten, de echtgenoote van Arnout Ranscremer, apotheker te den Bosch, zoon van Jan Aertszn Ransecremer, doctor in de medicijnen, ook apotheker
| 259 |
aldaar en Aelken, de dochter van Herman Anthoniszoon van der Meulen en Geertruid van Santen Jansdr 4).
Arnout Ransecremer en zijne vrouw Janneken Keyten 5) hadden een zoon Dr. Johannes Ransecremer, die voormelde huizen erfde; deze huwde met 1° Hendrina van den Eeckaert, welke hem schonk een zoon Arnoldus Josephus Ransecremer, R.K. gedoopt te den Bosch in 1707; 2° 1 December 1720 Maria Allegonda van Eyl, welke hem schonk eene dochter Johanna Maria Ransecremer, die R.K. gedoopt werd te den Bosch 5 Maart 1723 en 18 Mei 1749 op den huize Ligtenberg onder Wisch huwde met Franciscus Jacobus van de Mortel, zoon van Johannes Benedictus en Emerentia Clara Tensini.
Maria Allegonda van Eyl weduwe van Dr. Johannes Ransecremer voornoemd transporteerde 9 Januari 1772 (Reg. n° 583 f. 7 vso) aan haar eenig kind Johanna Maria Ransecremer, als gezegd echtgenoote van Franciscus Jacobus van de Mortel, die toen woonachtig was op de Brouwmeer onder St. Michiels-Gestel 6), a. het huis de Gulden schoen, staande naast dat van Nicolaas van Santen 7) ex uno en het huisje sub b ex alio; b. het huisje, staande tusschen de Gulden schoen en het huis sub c; c. het huis de Gulden egge, staande tusschen dat sub h en het huis van Johannes van Weert, zijnde al deze huizen wijlen haren man aangekomen van zijne ouders.
Genoemde Franciscus Jacobus van de Mortel als man zijner voorzegde vrouw verkocht 23 Januari 1772 (Reg. n° 583 f. 12 vso) van voormelde huizen: die sub a en b aan mr. Antony van Hanswyk, woonachtig te den Bosch en dat sub c aan Petrus Wolfs, mr. kleermaker aldaar; het huis de Gulden schoen werd alstoen gezegd te zijn: een huis met tuin, plaats en
| 260 |
achterhuis, hebbende een vrijen uitgang in de Kerkstraat. Mr. Antony van Hanswijk voornoemd verkocht 5 Juli 1773 (Reg. n° 592 f. 52) de sub a en h omschreven huizen aan Willem Hubert, mr. timmerman en architect te den Bosch, die ze tot één huis zal verbouwd hebben, want na hem vormden zij slechts een enkel huis. De omstandigheid, dat hij de vader was van den bekenden patriot Hubert, schijnt J.C.A. Hezenmans in zijn werk 's Hertogenbosch 1629-1798 p. 487 noot 1 tot de meening gebracht te hebben dat in dit huis de Vaderlandsche Sociëteit gevestigd was, hetgeen echter eene dwaling is, vermits zij hierin nooit is gevestigd geweest. Willem Hubert voornoemd kocht 7 Maart 1808 bij dit tot een gebouwd huis nog het huis de Gulden egge, hetwelk de provisooren van het Jan Schilders vrouwengasthuis op den Uilenburg hem alstoen verkochten en dat toen gezegd werd zich uit te strekken tot tegen het erf van den kooper. Den 22 Mei 1815 kocht Antonius Godefriedus van der Loo, medic. doctor te den Bosch, het huis de Gulden schoen; deze had van zijne vrouw Julia Maria Suys de navolgende kinderen: 1. Julia Maria Antoinetta; 2. Wilhelmus Josephus Henricus Cornelis; 3. Josephus; 4. Catharina. Hun voogd Arnoud Suys, agent van den Algemeenen Rijkskassier te den Bosch, verkocht dit huis 30 Juli 1841 aan Jhr. mr. Eduardus Joannes Petrus van Meeuwen. Deze was 12 September 1802 te den Bosch geboren uil het huwelijk van Jhr. mr. Petrus Andreas van Meeuwen en Rosa Cornelia Solvyns; hij was achtereenvolgens advocaat-generaal te den Bosch, commissaris des Konings in Limburg en lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal; hij overleed te den Bosch in het huis de Gulden schoen den 8 October 1873, uit zijn huwelijk met Cornelia Maria Theresia Hanssen o.a. nalatende eene dochter Jkvr. Rosa Cornelia Maria Eugenia van Meeuwen, die dit huis van hem erfde en het ten huwelijk bracht aan haren echtgenoot Joannes Benedictus Augustinus yan de Mortel, wethouder van den Bosch, aldaar geboren 20 Juni 1837 en overleden 20 April
| 261 |
1897; hij was een zoon van mr. Joannes Benedictus Hyacinthus van de Mortel, (den zoon van Josephus Franciscus, [den zoon van Franciscus Jacobus en Johanna Maria Ransecremer] en Maria Portmans) en Johanna Cornelia van Ryckevorsel; zijne thans nog in leven zijnde kinderen zijn: a. Eduardus van de Mortel, die thans het huis de Gulden schoen, het huis zijner voorouders bewoont; b. Eugenia Rosa Johanna van de Mortel, die eigenares is van dat huis en in 1895 huwde met mr. Johannes Ingen Housz, griffier bij het Gerechtshof te Arnhem; c. Joanna Elisa Rosa van de Mortel, eigenares van het huis de Gans in de Snellestraat, die in 1897 huwde met den kapitein Rudolph de Quay. Het huis de Gulden Schoen zal wel het eenige huis in den Bosch zijn, dat toebehoort aan eene afstammelinge van haar, die reeds in 1658 daarvan eigenares werd.
| 262 |
Noten | 1. | Men zie hierover blz. 231 noot 4. | 2. | Zijne tweede vrouw was Aleid, dochter van Henrick van Ravensteyn Wouterszn. | 3. | Zijn wapen, zijnde dat der tegenwoordige adellijke familie van de Poll, bevindt zich nog in den voorgevel van een huis te Hedel. | 4. | Hunne overige kinderen waren: Mayken, huisvrouw van Gijsbert Blom; Beclken, huisvrouw van Cornelis van Os; mr. Johan; Marcus en Abraham van der Meulen, in 1641 reeds overleden, die van zijn echtgenoote Mayken de Hee onmondige kinderen naliet (Reg. n° 383 f. 567 vso). | 5. | Hunne overige kinderen waren: Geertruyd, Catharina, Francisca en Maria Anna Ransecremer. | 6. | In 1773 woonde hij te Turnhout. | 7. | Dit was het huis genaamd de Gulden Rijder. |
De voorname Huizen en Gebouwen van 's-Hertogenbosch III (1910) 257-262
1993 |
Henny Molhuysen
Achter de voorgevel : De Gulden Schoen
Brabants Dagblad donderdag 21 oktober 1993
|
|
2006 |
Pieternel Kranendonk-Koster
Hinthamerstraat 55
KringNieuws 4 (2006) 8-10
|
|
Hinthamerstraat A 36 (????)
1865 | jhr. mr. E.J.P. Meeuwen (L.k. E.g.o. grondeigenaar, lid der eerste kamer staten generaal en lid van den gemeenteraad) |
1875 | J.B.A. van de Mortel (partikulier) |
Hinthamerstraat A 36 (1880)
1881 | J.B.A. van de Mortel (partikulier) |
1908 | mr. J.F. Ingen Housz (subs. griffier gerechtsh. en schoolopz. arr. 's Bosch) |
Hinthamerstraat 55 (1909)
1928 | M. Verberk |
1943 | A. Hoekstra (winkelchef) |
1960 | Koesen (lederwaren) |
Hans Boselie en Peter-Jan van der Heijden, Bossche monumenten in beeld (1975) 21
Voorloopige lijst der Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst (1931) 199
n: vermelding in een voetnoot
Bossche Encyclopedie |
|